top of page
henrivandebergh

Over de taak van de rechter zelf de geheven belasting te moeten motiveren.

1.     Inleiding – situering van het onderwerp.

Sedert heel wat jaren houdt ons Hof van Cassatie voor dat de rechter zelf dient te beslissen over het bestaan van de belastingschuld.

Het Hof formuleerde haar leer ter zake in verschillende arresten, telkens op (ongeveer) dezelfde manier :

“Belastingen zijn van openbare orde. Bijgevolg moet de rechter zelf, zowel in feite als in rechte, beslissen over het bestaan van de belastingschuld wanneer hij daartoe wordt uitgenodigd door de vorderingen die door de partijen worden gesteld.

Hierbij is hij niet gebonden door de juridische gronden waarop het bestuur zich bij het vestigen van de belasting heeft gebaseerd en moet hij uitspraak doen over de gronden die het bestuur voor het eerst voor hem aanvoert ter verantwoording van de heffing.”

We willen in onderhavige bijdrage deze leer plaatsen in zijn historisch kader, de draagwijdte ervan toelichten en er enkele bedenkingen bij maken.

 

2.     De leer van het Hof van Cassatie.

Het probleem betreft de leer van de substitutie van motieven. We zullen hierna vaststellen dat het vergaand toepassen van deze leer ertoe leidt dat de nietigheden waarmee een aanslag of dwangbevel behept zijn, het gebrek aan motivering van de belastingheffing in de fase van controle en bezwaar of het willekeurig optreden van de administratie in die fase werden vergoelijkt en niet gesanctioneerd. De rechter zal op eigen gronden oordelen over de verschuldigdheid van de belasting, ongeacht met welke fouten de voorgaande fasen in de belastingheffing behept zijn.

De leer van het Hof van Cassatie is reeds oud.


2.1.          De eerste arresten.

1.Reeds in oude arresten houdt het Opperste Hof voor dat het Hof van Beroep, “wegens het feit dat de belastingen de openbare orde raken, verplicht is, binnen de perken van het aanhangig gemaakte geschil, uitspraak te doen over de grond ervan en dat het inzonderheid, volgens de gegevens van de zaak, het bedrag van de belastingschuld moet beoordelen in feite en in rechte”.


2.Een arrest d.d. 04/02/1993 betrof een zaak waarin iemand belast werd op tekenen en indiciën. Het Hof van Beroep verwierp de berekening van de administratie en maakte zelf een nieuwe berekening. Vóór het Hof van Cassatie werd voorgehouden dat de rechter hier niet toe bevoegd was omdat hij uitging van andere gegevens dan de belastingplichtige bijbracht. De rechter had, nu hij vaststelde dat de taxatie willekeurig was, moeten volstaan met de nietigverklaring van de aanslag.

Het Hof van Cassatie was het er niet mee eens, stellende : “dat het hof van beroep, dat in eerste en laatste aanleg uitspraak moet doen over de voorzieningen van de belastingplichtige, nu de belastingen de openbare orde raken, zelf in feite en in rechte uitspraak moet doen binnen de perken van het aan het hof voorgelegde geschil; dat het hof niet gebonden is door de ramingen in de conclusies van de partijen of in de beslissing van de directeur en meer bepaald eigen gronden kan aanvoeren om de heffing van het juiste bedrag te wettigen”.


Het Hof van Beroep mocht dus (moest zelfs) een eigen berekening maken.


3.Het Hof verfijnde haar leer in een arrest d.d. 26/02/2010 (F.08.0091.F) :

“Die bepaling  (art. 355 WIB/92) die de bevoegdheden van de administratie regelt in geval van nietigverklaring van een aanslag verplicht de rechter niet om elke aanslag die niet conform een wettelijke regel is vastgesteld, in zijn geheel nietig te verklaren.

Doordat belastingen van openbare orde zijn, moeten de rechtbanken van de rechterlijke orde, de facto en de iure, binnen de perken van het geschil waarvan zij hebben kennisgenomen, zelf beoordelen welke omschrijving moet worden gegeven aan de materiële belastbare bestanddelen.


Wanneer een rechtbank vaststelt dat de aanslag ten dele gewettigd is door de herkwalificatie van diverse inkomsten als roerende inkomsten, dient die aanslag niet in zijn geheel nietig verklaard te worden aangezien de belastbare grondslag behouden blijft en enkel het belastingtarief en de berekening van de kosten gewijzigd zijn.”


Dit is een belangrijke toevoeging : het Hof mag herkwalificeren. De perken van het geschil worden, blijkbaar, daardoor niet overtreden.


Natuurlijk moeten de rechten van verdediging gerespecteerd blijven !


4. In een arrest d.d. 01/12/2005 stelt het Hof w.b. het dwangbevel inzake btw :

“Overwegende dat de Wet Motivering Bestuurshandelingen noch enige andere wettelijke bepaling eraan in de weg staan dat na het opstellen van een procesverbaal en een dwangbevel met betrekking tot een bepaalde belastingschuld, het bestuur nieuwe juridische argumenten en feitelijke gegevens aanvoert; dat die argumenten en gegevens enkel kunnen worden aangevoerd ter ondersteuning van hetgeen in het proces-verbaal en het dwangbevel reeds is vastgesteld en vermeld met betrekking tot diezelfde belastingschuld;”


5. Dan stelt het Hof in een arrest d.d. 14/05/2010 (F.08.0051.F) :

Uit het feit dat de administratie achteraf andere redenen in aanmerking genomen heeft, die volgens het hof van beroep de wijziging rechtvaardigen, kan niet worden afgeleid dat het bericht niet regelmatig gemotiveerd was.”


6. In een arrest d.d. 11/05/2018 (F.16.0139.F) herhaalt het Hof haar leer in andere bewoordingen :

“Hoewel, daarenboven, artikel 1385undecies Gerechtelijk Wetboek enkel aan de belastingplichtige een rechtsmiddel tegen de beslissing van de gewestelijke directeur der directe belastingen toekent, valt hieruit niet af te leiden dat de administratie, voor de rechter, alle gegevens kan aanvoeren die de vestiging van de litigieuze aanslag kunnen verantwoorden, zoals deze na de beslissing van de directeur blijft bestaan, en evenmin dat de rechter enkel daarop acht mag slaan binnen de grenzen waarin de zaak bij hem aanhangig is gemaakt.


7. Nogmaals zegt het Hof van Cassatie hetzelfde in een arrest d.d. 31/10/2019 (F.16.0024.N)


“Belastingen zijn van openbare orde. Bijgevolg dient de rechter zelf, zowel in feite als in rechte, te beslissen over het bestaan van de belastingschuld wanneer hij daartoe wordt uitgenodigd door de vorderingen die door de partijen worden gesteld.

Artikel 251 WIB64 verzet er zich niet tegen dat de administratie tijdens de procedure bijkomende gegevens en argumenten aanvoert ter ondersteuning van wat in het bericht van wijziging van aangifte wordt aangevoerd. Uit het feit alleen dat de administratie achteraf de wijziging anders motiveert dan in het bericht van wijziging en dat de rechter die nieuwe motivering aanneemt als rechtvaardiging van de wijziging kan niet worden afgeleid dat het bericht niet regelmatig gemotiveerd was.”


Deze leer lijkt ons niet meer dan logisch te zijn.


2.2.          Het arrest Oxygene NV en andere.

1.En dan komen we bij een arrest d.d. 03/03/2011 (F.08.0082.F -het arrest Oxygene). Dit arrest zorgde voor ophef onder fiscalisten en bleef niet onbesproken.

Het Hof stelde :


“De belasting raakt de openbare orde zodat de gerechtelijke rechtscolleges zelf in feite en naar recht uitspraak moeten doen binnen de perken van het voorgelegde geschil, ongeacht de grond van nietigheid van de beslissing van de administratie.


Het arrest beslist dat, “hoewel het niet aan het hof van beroep staat om het litigieuze dwangbevel nietig te verklaren bij ontstentenis van een uitdrukkelijke bepaling die een dergelijke sanctie oplegt, het toch dient vast te stellen dat, aangezien het niet bewezen is dat het dwangbevel geviseerd en uitvoerbaar verklaard is door de gewestelijke directeur of door een door hem naar behoren daartoe aangewezen ambtenaar, dat dwangbevel geen uitvoerbare kracht heeft en dus geen uitwerking kan hebben".


Het arrest dat op die grond geen uitspraak doet over het aan het hof van beroep voorgelegde geschil dat betrekking had op het bestaan van de belastingschuld, verantwoordt niet naar recht de beslissing waarbij het de eiser veroordeelt om aan de verweerster elk bedrag terug te betalen dat hij op grond van dat dwangbevel zou hebben ontvangen.”


M.a.w. ook al is het dwangbevel nietig, toch moet het Hof ten gronde uitspraak doen over het bestaan van de belastingschuld.


2. Dit is bekritiseerbaar. Om de btw te kunnen innen, moet er een dwangbevel zijn.

Wanneer deze uitvoerbare titel nietig is, heeft de Staat geen middel meer om de schuld in te vorderen. Het voorwerp van het geding is het dwangbevel. Dat is nietig en kan dus niet meer “ingevuld” worden.


Dit is een andere situatie dan in het arrest d.d. 26/02/2010 (zie supra punt 3) en het arrest d.d. 14/05/2010 (zie supra punt 5).


Aldaar ging het om een aanslag die anders verantwoord werd, maar niet nietig was en dus bleef bestaan. De nietigheid wordt vermeden door her-motivering.


Hier bestaat “de aanslag” niet meer.


Er is alsdan geen reden om nog uitspraak te doen over de btw schuld zelf. Dit is anders dan in de supra besproken arresten.


3. Dat de belasting van openbare orde is, speelt ter zake geen rol. Men kan zelfs, op grond hiervan, omgekeerd redeneren, nl. dat juist omwille van het openbare ordekarakter van de fiscale wet over de nietigheid van het dwangbevel niet kan heen gekeken worden en juist omwille van dit karakter de rechter niet meer verder moet oordelen eens de nietigheid is vastgesteld.


4. In onderhavige casus in het Oxygene-arrest had de rechter o.i. niet moeten onderzoeken of er ten gronde een btw schuld was.


Hierop zou o.i. één uitzondering kunnen bestaan, nl. indien de administratie in conclusie ter zake een vordering zou stellen !! Inzake btw wordt immers aanvaard dat de administratie behalve bij dwangbevel ook kan vorderen bij dagvaarding of zelfs in conclusie. Dan kan de rechter de schuld zelf beoordelen.


5.Onder de toepassing van het nieuwe art. 85 WBTW, (gewijzigd bij art. 9 Wet 26/11/2018 vanaf 01/04/2019) zal dit bijzondere probleem zich niet meer stellen. Er bestaan geen dwangbevelen meer. De btw-schuld wordt nu opgenomen in het innings- en invorderingsregister. Dit is in wezen een aanslag. De motivering is niet meer in die “aanslag” te vinden, maar in een proces-verbaal dat de belastingplichtige in principe één maand voor de opname in dat register moet gestuurd worden.


Onder de nieuwe regeling (art. 85 WTBW) wordt het probleem anders.


Veronderstel dat die opname in dat register nietig zou zijn om een of andere reden (bijv. valsheid in geschriften, het register is een authentieke akte net zoals in inkomstenbelasting). Dan zal men niet meer kunnen stellen dat de rechter zelf over de schuld moet oordelen. Het register heeft een andere aard dan het dwangbevel. Nu komt de schuld tot stand door opname in het register !


6. In dezelfde zin oordeelde het Hof in een arrest d.d. 12/12/2019 (F.18.0073.N) :

“De fiscale wet raakt de openbare orde. Bijgevolg dient de rechter, ongeacht de eventuele nietigheid van de administratieve akte, behoudens wanneer deze noodzakelijk is voor de totstandkoming van de belastingschuld, zelf in feite en in rechte te beslissen over het bestaan van de belastingschuld wanneer hij daartoe wordt uitgenodigd door de vorderingen die door de partijen worden gesteld.


Hieruit volgt dat wanneer de belastingplichtige in een geschil betreffende de belasting over de toegevoegde waarde niet enkel de nietigverklaring van het dwangbevel zoals bedoeld in artikel 85 Btw-wetboek vordert, maar ook de terugbetaling van de door hem reeds betaalde sommen, de rechter die het dwangbevel nietig verklaart, moet oordelen over het bestaan van de btw-schuld. De rechter kan de terugbetaling van de btw-schuld niet bevelen zonder te hebben nagegaan of de belasting al dan niet verschuldigd is. De nietigverklaring van het dwangbevel impliceert immers niet dat de belasting onverschuldigd werd betaald.


Het middel dat ervan uitgaat dat de rechter enkel tot de beoordeling van de belastingschuld dient over te gaan wanneer het bestuur een tegenvordering heeft ingesteld tot betaling van de betrokken belasting, zodat de rechter bij afwezigheid van een dergelijke tegenvordering de terugbetaling kan bevelen zonder na te gaan of de belasting al dan niet verschuldigd was, gaat uit van een verkeerde rechtsopvatting.”


Het Hof verduidelijkt haar standpunt : zelfs als de administratie geen vordering stelt, moet de rechter over het bestaan van de btw schuld oordelen.


7. O.i. is het van belang waarom een aanslag of dwangbevel nietig zijn.

Er zijn twee soorten nietigheden :

            1) De aanslag of dwangbevel kunnen nietig zijn wegens verkeerde motivering. In dat geval kan de rechter zijn motivering in de plaats stellen van deze die de administratie en de belastingplichtige voorhielden en werd de nietigheid vermeden.

            2) Maar beide kunnen ook nietig zijn op zichzelf omdat ze niet correct tot stand kwamen. Ze werden bijvoorbeeld uitgevaardigd door een onbevoegd persoon. Of ze bevatten niet alle in de wet voorgeschreven vermeldingen. Of er werd bijvoorbeeld valsheid in geschriften gepleegd !


Kunnen we in dat geval niet stellen dat de verschuldigdheid van de belasting niet meer moet onderzocht worden ? De uitvoerbare titel op zichzelf is dan nietig !


Wij menen van wel. Het onderscheid is o.i. pertinent.


In de eerste situatie wordt de aanslag niet nietig verklaard, maar wordt zijn motivering vervangen. Dit is niet meer dan logisch.


De tweede situatie is totaal anders. De aanslag (of dwangbevel) is reeds nietig alvorens de motivering zelfs maar ter sprake komt. Het is iets totaal anders dan een aanslag die wordt anders gemotiveerd of beter gezegd : de nietigheid wordt vermeden door hem anders te motiveren.


In de tweede situatie wordt de nietigheid niet vermeden (hersteld !). De aanslag of dwangbevel is nietig om andere redenen. Maar hier wordt gewoon geen aandacht aan geschonken.


De twee situaties zijn niet vergelijkbaar. De leer die het heeft over vervangen van motiveringen, kan niet worden toegepast op een situatie waarin dit probleem zich niet stelt.


Inzake btw geldt dit ook voor het innings- en invorderingsregister (Art. 85 WBTW). Dit is een authentieke akte die geacht wordt correct te zijn tot bewijs van valsheid in geschriften.


9. En wat als er ter gronde geen betwisting bestaat en men voor de rechtbank of het hof alleen twist over de geldigheid van de titel ?!


Moet deze discussie dan niet meer gevoerd worden ? Blijven de gebreken van de titel dan gedoogd ? Of is de heffing dan toch nietig ?


En zo ja, waarom dan een onderscheid met de situatie dat ten gronde wel betwist wordt ? Dergelijk onderscheid is niet verantwoord.


10. Men komt, met de rechtspraak van het Hof van Cassatie tot een systeem waarin willekeur en fouten in de fase van belastingheffing over het hoofd gezien en vergoelijkt wordt. We komen hier op het einde van deze bijdrage op terug.


Dergelijke toestand houdt gevaren in waarvan we niet mogen voorbij kijken (zie infra).


2.3.          Het arrest d.d. 29/01/2021.

Belangrijk is dan het arrest d.d. 29/01/2021 (F.18.0169.N) :

“De fiscale wet raakt de openbare orde. Behoudens wanneer de administratieve akte noodzakelijk is voor de totstandkoming van de belastingschuld, dient de rechter bijgevolg, ongeacht de nietigheid van de administratieve akte, zelf in feite en in rechte te beslissen over het bestaan van de belastingschuld wanneer hij daartoe wordt uitgenodigd door de vorderingen die door de partijen worden gesteld.


Krachtens de artikelen 70, § 1, en 72 Btw-wetboek, wordt voor iedere overtreding van de verplichting de belasting te voldoen, een administratieve geldboete opgelegd gelijk aan het dubbele van de ontdoken of niet-tijdig betaalde belasting.


De administratieve beslissing waarmee de administratieve geldboete wordt opgelegd, is noodzakelijk voor de totstandkoming van zulke boete.

Hieruit volgt dat de rechter die een dwangbevel nietig verklaart omdat het de belastingplichtige onwettig een btw-geldboete oplegde, niet zelf kan oordelen over het verschuldigd zijn van de administratieve geldboete.”


Het gaat hier over een boete. Deze schuld ontstaat niet, zoals de btw zelf, op moment dat handelingen worden gesteld. De schuld ontstaat pas op moment dat de boete wordt opgelegd. Als die onwettig is opgelegd, kan of mag de rechter niet zelf de boete opleggen.


Uitzondering hierop is dan wellicht dat de rechter, indien de boete een strafsanctie is, deze kan herleiden tot een evenredig bedrag.


Niettemin kan een onevenredige boete ook beschouwd worden als een onwettige boete, of niet ? De standvastige leer die we hiervoor bespraken, is dan niet van toepassing.


2.4.          Het arrest d.d. 23/11/2023.

Hetzelfde kan gesteld worden w.b. onroerende voorheffing. Ook hier is de aanslag constitutief voor de totstandkoming van de schuld.


Een arrest dat heel wat bedenkingen oproept, is dan een arrest d.d. 23/11/2023 (F.20.0153.N). Het betreft een geding tegen het Vlaams Gewest.

Het Hof herhaalt haar klassieke leer, maar voegt er nu een belangrijke aanvulling aan toe:


“Belastingen zijn van openbare orde. Bijgevolg moet de rechter zelf, zowel in feite als in rechte, beslissen over het bestaan van de belastingschuld wanneer hij daartoe wordt uitgenodigd door de vorderingen die door de partijen worden gesteld.

Hierbij is hij niet gebonden door de juridische gronden waarop het bestuur zich bij het vestigen van de belasting heeft gebaseerd en moet hij uitspraak doen over de gronden die het bestuur voor het eerst voor hem aanvoert ter verantwoording van de heffing.

De omstandigheid dat het bestuur, bij de kennisgeving van het bestaan van een belastingschuld, nalaat om de belastingplichtige te informeren over de juridische gronden waarop de heffing steunt, ontslaat de rechter niet van zijn plicht om te onderzoeken of de heffing al dan niet wettig is op grond van de juridische motieven die tijdens het geding worden aangevoerd door het bestuur.”


2. Hier kunnen we ons niet mee verzoenen. Pas vóór de rechtbank leert de belastingplichtige de motivatie van Vlabel kennen.


3. De wet van 29/07/1991 betreffende de uitdrukkelijke motiering van het bestuurshandelingen wordt gewoon aan de kant geschoven. Of deze wet wordt nageleefd of niet, wordt niet in rekening gebracht. Nochtans is deze wet van dwingend recht.


Een aanslag is een bestuurshandeling en moet dus gemotiveerd zijn. Die motivering moet afdoende zijn.


De wet motivering bestuurshandelingen is niet van toepassing indien er specifieke regels in een bepaalde wetgeving bestaan w.b. motivering die even restrictief of restrictiever zijn dan in de wet motivering bestuurshandelingen. In casu zou deze wet dan van toepassing zijn, vermits er geen andere regels bestaan.


4. Aan het rechtsgeding gaat een procedure van belastingheffing vooraf. Het is niet aanvaardbaar dat in die fase de belastingplichtige zich niet kan verdedigen en dat dit pas voor de rechtbank “geremedieerd” wordt.


Nu kunnen we allen aanvaarden dat het voldoende is dat men op een of andere wijze, eventueel buiten de betreffende bestuurshandeling, geïnformeerd wordt over de motieven van de administratie, maar dan in dezelfde procedurele fase en niet in een volgende fase.


Dit gaat in tegen de fundamenten van de rechtsstaat.


5. Deze situatie kan tot misbruiken aanleiding geven. De administratie kan gewoon belasten. Ze hoeft zich niet te verantwoorden !


Wat als de administratie een niet gemotiveerd bericht van wijziging stuurt, of een niet gemotiveerd proces-verbaal inzake btw ? Of helemaal niets stuurt ? Moet dit dan zonder meer gedoogd worden ?


Moeten we geen onderscheid maken tussen de situatie waarin de motivering (uit een vorige fase in de belastingheffing) onvoldoende is, en de situatie dat er geen motivering is ? In de eerste situatie kan de rechter andere gronden aanvoeren overeenkomstig haar klassieke leer. In de tweede situatie zou de rechter moeten volstaan met de betwiste heffing te vernietigen.


Dat geeft de burger een adequate bescherming.


6. Veronderstel dat de administratie art. 85 § 1 WBTW niet toepast en dus geen proces-verbaal met motivering van de btw heffing vóór de opname in het innings- en invorderingsregister, aan de belastingplichtige stuurt ! Gaan we dan deze wetsovertreding door de vingers zien ? De belastingplichtige komt de motivering wel later te weten ! Dat zou ingaan tegen de bedoeling van de wetgever. De wet is nog altijd van openbare orde en strikte toepassing.


Deze situatie is natuurlijk niet dezelfde als in de casus van het arrest van 23/11/2023.


7. De leer van het Hof van Cassatie laat natuurlijk geen willekeurige belastingheffing toe. Maar de administratie kan ontsnappen aan controle over de heffing van de belasting en de motivering ervan in de fase van vestiging van de belasting en zelfs in de fase van bezwaar.


De rechter zal desgevallend later wel controleren of de belasting verantwoord is. De burger wordt a.h.w. “verplicht” zich tot de rechter te wenden om te weten of hij terecht belast werd.


Vooral in de situatie die aanleiding gaf tot het arrest van 23/11/2023 komt dit tot uiting. Het ging over een belasting gevestigd door Vlabel. De Vlaamse Codex Fiscaliteit bevat geen voorschriften m.b.t; de procedure van belastingheffing. Er zijn geen regels hoe de belastingschuldige moet ingelicht worden, hoe de heffing moet gemotiveerd wordt zoals in inkomstenbelasting en btw. Pas vóór de rechter moet Vlabel haar heffing voor het eerst motiveren. En de rechter moet oordelen of de heffing terecht gebeurde. Hij/zij kan de heffing niet “afkeuren” omdat de administratie in de fase van heffing van de belasting de burger niet informeerde en haar heffing niet motiveerde.


De administratie slaagt erin tot vóór de rechter niet in haar kaarten te laten kijken, zoals ze vroeger tot in de tachtigerjaren ook deed. Toen werd dit afgestraft, nu niet meer. Dat is een stap achteruit in onze rechtsstaat. De overheid kan (binnen zekere perken) doen wat ze wil; de rechter zal later wel uitmaken of het juist was [1] [2].


8. Tot in de jaren tachtig van vorige eeuw was het niet ongewoon dat de administratie iemands aangifte wijzigde zonder een bericht te sturen !! De ambtenaren kenden de procedure niet. Er werd soms echt willekeurig te werk gegaan.


De leer van ons Opperste Gerechtshof laat toe dat dergelijke toestand terug ontstaat. Nu willen we zeker toegeven dat het gevaar misschien niet zeer acuut is aanwezig is. Het is er het “klimaat” niet naar. Maar het is zeker “embryonaal” aanwezig. Men zal misschien ondergetekende verwijten te overdrijven. De ervaring uit vorige eeuw leert evenwel iets anders [3].


De overheid is iemand die macht wil hebben en steeds meer [4].


Een systeem waarin men erop vertrouwt dat de betrokkenen (in casu de fiscale ambtenaren) redelijk zullen handelen, in evenredigheid, zal vroeg of laat ooit mislopen. De regels waarbinnen de overheid moet handelen, moeten duidelijk zijn en de naleving ervan moet gesanctioneerd worden. Anders zal het mislopen.


Men kan geen vertrouwen hebben dat de overheid matigheid zal betrachten. De ervaringen ter zake zijn legio ! Niet te vergeten, bijv. dat het in het arrest Oxygene (zie supra) ging over een dwangbevel opgesteld door een niet-bevoegd ambtenaar : machtsoverschrijding !!


Geen enkele overheid zal matigheid aan de slag leggen in het gebruiken van haar bevoegdheden. Men zal altijd evolueren naar het uiterste van wat men mag doen en men zal altijd nog verder willen gaan. De rechtspraak van het Hof van Cassatie zet de deur op een kier !


3.     Besluit- samenvatting.

1.Wanneer een belastingheffing niet goed of niet correct gemotiveerd is, moet de rechter, indien mogelijk, een andere motivering in de plaats zetten. De aanslag wordt dan niet nietig verklaard.

2. Dit geldt niet indien de aanslag (in de brede zin van het woord) constitutief is voor het tot stand komen van de schuld, zoals bijvoorbeeld w.b. boetes en de onroerende voorheffing.


Nochtans kunnen we hierbij bedenkingen hebben.


Zo moet de rechter, i.p.v. de boete nietig te verklaren, ze, desgevallend, herleiden tot een evenredig bedrag. En dit komt in wezen neer op het geven van een andere motivering aan de boete.


En waarom zou bijvoorbeeld een aanslag in de onroerende voorheffing ook niet anders mogen verantwoord worden ?!


Iets anders is natuurlijk indien een boete gewoon onwettig is. Dan is er geen reden om anders te moeten motiveren.


3. In tegenstelling met wat het Hof van Cassatie voorhoudt, menen wij dat, indien de aanslag/dwangbevel nietig zou zijn om andere redenen dan gebrekkige motivering, er geen reden is om toch te oordelen over de verschuldigdheid van de belasting. Er is dan geen reden om de aanslag op andere gronden te motiveren Het probleem stelt zich niet. De aanslag/dwangbevel is gewoon nietig.


4. Er is eveneens geen reden, in tegenstelling met wat het hof voorhoudt, de aanslag te motiveren indien er in de voorafgaande fase van belastingheffing, geen motivering aan de aanslag werd gegeven. Het gaat dan immers niet meer om het vervangen van een gebrekkige motivering, zoals in de situaties waarop de leer van het Hof van Cassatie initieel van toepassing was (zie 1.).


5. De rechtspraak van het Hof van Cassatie opent de deur voor willekeurig handelen van de overheid en gaat dus te ver. Waakzaamheid is geboden !


Henri Vandebergh

13 juni 2024.


[1] De Antigoonleer leidt ook tot dit resultaat. De rechter oordeelt past factum of het overtreden van de wet door de overheid wel door de beugel kan.

[2] Lees ter zake ook : Henri Vandebergh, "Het fenomeen van de zichzelf verstevigende macht" in Liber Amicorum Bernard Peeters, Knops Publishing, 2022, blz. 329 e.v.

[3] Zo hebben we meermaals meegemaakt dat de Bijzondere Belastinginspectie bij iemand, zonder veel omhaal, op bezoek kwam en heel intimiderend, zonder zich zelfs eerst voor te stellen, zei: "Geef maar toe hoeveel 'zwart' ge doet, we hebben alle bewijzen". We voelden ons dikwijls in de "far west". Er waren zeker misbruiken en wilde taxaties. Het ging er soms hard aan toe. Niet voor niets werd veel belang gehecht aan de procedure en correcte belastingheffing.

[4] Montesquieu verwoordde het als volgt:

"... maar de ervaring van alle tijden is dat iedereen die macht heeft, geneigd is daar misbruik van te maken; hij gaat door tot hij op een grens stuit.

Zelfs de deugd heeft grenzen nodig.

Om machtsmisbruik te voorkomen, dienen de zaken zodanig te zijn geregeld, dat de macht de macht tot staan brengt. Er is een zodanige constitutie mogelijk dat niemand gedwongen zal zijn datgene te doen waartoe de wet hem niet verplicht of datgene niet te doen wat de wet hem toestaat". (Montesquieu, "Over de geest der wetten", boek XI, hoofdstuk 4).

 

 

12 weergaven0 opmerkingen

Recente blogposts

Alles weergeven

Comments


bottom of page